Zegen
‘De Heer zei tegen Mozes: Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israelieten met deze woorden moeten zegenen:
‘De Heer zegene u en behoede u;
de Heer doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
de Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.’
Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen.’ (Numeri 6: 22-27)
In het boek Numeri zitten de Israëlieten midden in de woestijn, op weg naar het beloofde land. Ze zijn druk met klagen, voorschriften en verwijten. Het beloofde land lijkt ver te zoeken. Maar ineens klinkt er een andere beweging in de tekst. God komt naar de mensen toe met zijn zegen. Waar de priesters de naam van God over het volk uitspreken, zal Hij zegenen. Deze belofte klinkt midden in de woestijn.
Misschien verlangen wij ook wel naar die andere beweging in ons leven, de beweging van God naar ons toe. Daar waar wij druk zijn met allerhande dingen, maar ook waar wij met grenzen geconfronteerd worden. Grenzen in onszelf en grenzen van het leven. We kunnen dan verlangen naar God en zijn zegen.
Aan het eind van elke kerkdienst wordt de zegen uitgesproken, om onder de zegen van God een nieuwe week in te gaan. In de kerk wordt ook gezegend bij drempelmomenten in het leven. Bijvoorbeeld bij de doop, bij een huwelijk of bij het naderen van de dood. Sommige dingen zijn groter dan wij zelf zijn. We kunnen ons dan afhankelijk weten van de zegen van God, omdat we ergens aanvoelen dat we het op eigen kracht alleen niet redden.
In Numeri 6 lezen we wat de zegen inhoudt. De opbouw van de zegen is heel zorgvuldig. Drie keer, aan het begin van elke zin, klinkt de naam van de Heer. In het Hebreeuws heeft de eerste zin drie woorden, de tweede zin vijf woorden en de derde zin zeven woorden. De zegen breidt zich dus uit van drie, naar vijf, naar zeven woorden. Uitbreiding en verspreiding past bij de zegen.
Elk tweede deel van de zin kan gelezen worden als een verduidelijking van het eerste deel. ‘De Heer zegene u’ houdt behoeding in. ‘De Heer doe zijn aangezicht over u lichten’ geeft aan dat God genadig is. ‘De Heer verheffe zijn aangezicht over u’ heeft te maken met zijn vrede.
‘De Heer zegene en behoede u’ wil zeggen dat de Heer de gezegende zal bewaren en beschermen. ‘De Heer doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig’ is een uitdrukking waaruit de gunst van de Heer spreekt. De zin ‘zijn aangezicht over u lichten’ betekent vriendelijk aankijken. Het wil zeggen, de Heer zal de mens vriendelijk aankijken en genadig zijn. Uit ‘de Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede’ spreken de toewending en toewijding van God naar de mens. God zal zorgen, zorgen voor vrede. Vrede heeft in de bijbel te maken met volkomen geluk, met heelheid, met voorspoed, met welzijn.
In de zegen uit Numeri horen we dus van behoeding, genade en vrede. Met daarachter het aangezicht van de gever, dat licht en zich toewendt. Een mens mag leven onder deze zegen van God. Dat voorrecht is gegeven met de schepping. In Genesis 1 lezen we: ‘God schiep de mens… en God zegende hen.’ (Gen. 1:28) De zegen is een beweging van God naar de mens. De zegen is geen garantie voor voorspoed en geluk. Maar het wil wel zeggen dat God en mens in relatie tot elkaar staan. De zegen wil zeggen God gaat met je mee.
Deze belofte hebben de Israëlieten ontvangen in de woestijn. Onder deze belofte mogen ook wij leven voor het aangezicht van God. In het kort wil de zegen zeggen dat God met je mee gaat heel het leven door. Bij alle moeiten en bij de vreugde. Bij de overgangen in het leven en in de kwetsbaarheid. Leef onder de zegen van God en weet je door Hem gedragen en gesterkt.
Ga met God en Hij zal met je zijn
jou nabij op al je wegen
Pastor Lisette van der Meijden
Geplaatst: 9 november 2016