Home » Blog » Nieuws » Brief van de maand – april 2019

Brief van de maand – april 2019

Geplaatst in: Nieuws

PASEN

‘Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.’ (Marcus 16:8 NBV)
Pasen is het feest van het doorbreken van het nieuwe leven, met ontluikende bloesemtakken en gekleurde eieren. Pasen is het feest waarop we in de kerk jubelen en God loven dat de dood is overwonnen. Er zijn schitterende paas­liederen geschreven die we op Paas­morgen graag uit volle borst zingen.

Maar Pasen kan ook een heel moeilijk feest zijn. Dan is het niet zo makkelijk om liederen die gaan over nieuw leven en over de overwinning op de dood voluit mee te zingen. Want als je hoofd vol zit met zorgen, of wanneer je verteerd wordt door verdriet of rouw, dan is het moeilijk met die juichende liederen in te stemmen.

Daarom is het ook zo mooi en troostend dat de vrouwen bij het horen dat Jezus is opgestaan uit de dood niet meteen in gejubel en gejuich uitbarsten. Integendeel, de woorden die ze te horen krijgen van een in het wit geklede man brengen de vrouwen in verwarring en angst. Daarom vluchten ze weg van die plek. En vertellen er niks over tegen anderen.

Eigenlijk is het geen wonder dat die vrouwen zo overstuur zijn. Ze ver­wachten, wanneer zij bij het graf zijn aangekomen, een verlaten plek te vinden. Een plek, vroeg in de mor­gen, waar alleen zij met hun drietjes zouden zijn om het lichaam van Jezus te balsemen. Terwijl ze onder­weg waren, vroegen ze zich nog af hoe ze die zware steen van het graf opzij zouden krijgen. Zo in zichzelf mijmerend, de afgelopen dagen overdenkend, gingen ze naar Jezus toe. En dan zien ze daar die man. Ze schrikken vreselijk.

Maar wat hen nog meer overstuur maakt zijn de woorden die hij tegen hen zegt. “U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opge­wekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neer­gelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”

Dit is een boodschap die ze niet hadden verwacht, die ze niet hadden zien aan komen. Natuurlijk heeft Jezus hen er vaak genoeg over verteld. “Na drie dagen zal ik weer opstaan.” Maar we zijn zo gewend aan de dood, dat de dood gewoon bij het leven hoort. Je weet dat als je geboren bent, dat je dan ook weer moet sterven. Hoeveel verdriet de dood ons ook kan brengen, we heb­ben het op de een of andere manier in ons bestaan geaccepteerd. Zo is het ook bij de vrouwen. Ze hebben toch zelf gezien dat en hoe Jezus aan het kruis gestorven is. Hij is er niet meer. En met herinneringen hoe het was met Jezus, wie hij voor hen geweest is, lopen ze naar zijn graf. Om het leven van Jezus echt af te sluiten door zijn dode lichaam straks te gaan balsemen.

Maar daar in het graf blijkt plotseling alles anders te zijn! “Wees niet bang! U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is”, zegt die man. Door de woorden de man uit Nazaret die gekruisigd is sluit hij aan bij de belevingswereld van de vrouwen op dat moment. Gedurende zijn leven was Jezus de Messias, maar nu wordt hij de gekruisigde genoemd. Met dit beeld gingen de vrouwen ook naar het graf. Naar hun gekrui­sigde, dode Jezus. Om hem te balse­men, om afscheid te nemen van hun Jezus. Het is voorbij.

“Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.” Ja, inderdaad het graf van Jezus is leeg. Dat zien de vrouwen ook. Maar wat nu? Ze krij­gen de opdracht terug te gaan naar de leerlingen en naar Petrus, om daarna naar Galilea te gaan. Daar zullen ze Jezus zien. Maar dat doen ze niet. Ze zeggen tegen niemand iets, bevangen door schrik en angst.

Vers 8 van Marcus 16 was in de vroegste handschriften het einde van het Marcusevangelie. In latere handschriften zijn de verzen 9-20 toegevoegd waarin verhaald wordt van de verschijningen van Jezus aan verschillende mensen. De evangelist Marcus was dus wel heel zeker van zijn zaak toen hij zijn evangelie opschreef. Hij had dus niet de be­hoefte om met een overvloed aan bewijsmateriaal te komen om daar­mee zijn woorden kracht bij te zetten.“Hij is opgewekt uit de dood!” En dat, terwijl het juist om zoiets ongelooflijks gaat.

Of moeten we misschien zeggen: Juist omdát het om zoiets onge­looflijks gaat!? Juist omdat het om zoiets ongelooflijks gaat, hebben ar­gumenten en allerlei bewijzen geen zin. Bij het evangelie van de opstan­ding gaat het om de keuze van geloof of ongeloof.

Je gelooft het of niet! De vrouwen zijn weggevlucht, ze hebben niks ver­teld aan de anderen. Maar ondanks dat is de goede boodschap, het evangelie toch doorgegaan. Heeft het miljoenen mensen geraakt en troost gegeven. Ondanks het open einde van vers 8 komen wij, en velen anderen op deze aarde, met Pasen samen om te zingen dat, door te le­ven in verbinding met God, de
dood wordt overwonnen. Om te zingen dat in het licht van deze boodschap geen enkele situatie uit­zichtloos of hopeloos is. Daarom kunnen wij met Pasen zingen, zelfs door onze tranen heen. “Want hij is opgewekt uit de dood!”

 

Ik wens u hele goede paasdagen toe, Henriëtta van Gosliga

 

 

Geplaatst: 10 april 2019